Misschien lijkt het moeilijk te zijn om openlijk te praten over KID en het feit dat je je zaad gedoneerd hebt. In de praktijk valt dat allemaal wel mee, zo ondervond Michiel Aten. Er kwamen alleen maar positieve reacties op zijn openheid. Hoewel de geïnterviewde gemakkelijk te vinden is, kwamen er geen negatieve reacties via de sociale media of anders. Alleen maar positieve reacties en steunbetuigingen. Eén zo’n reactie staat onderaan dit artikel.

Michiel werd in januari 2024 geïnterviewd voor het Nederlands Dagblad. Hieronder een gedeelte van dat interview en een reactie van een vader op dit artikel.

 

De recente onthullingen van Leidse wantoestanden deden de deur dicht: dominee Michiel Aten (66) besloot de publiciteit te zoeken. Hij maakt zich zorgen over de slechte beeldvorming van spermadonoren. ‘Kijk, dat artsen en medewerkers stiekem hun eigen zaad gebruikten had natuurlijk nooit gemogen. Maar er zijn duizenden zaaddonoren geweest in Nederland. En de meesten zijn gewone, hulpvaardige mensen, die respectvol met hun nakomelingen willen omgaan.’

 

Aten heeft de rechtszaken van de laatste jaren tegen fertiliteitsklinieken nauwlettend gevolgd. ‘Ik zie dat donorkinderen vrijwel altijd dezelfde vragen hebben: wie is die donor? Wat was zijn beweegreden? Zijn er erfelijke afwijkingen? Zijn er halfbroers en -zussen? Donornakomelingen willen helemaal geen geld. Ze hoeven geen prominente rol in je leven. Ze zijn juist heel bescheiden. Onze ervaringen bij Priamos zijn doorgaans erg positief. Sommige kinderen willen alleen een naam en een gezicht; die nemen even contact op en vinden dat voldoende. En dat is ook goed.’

Priamos heeft namelijk als regel dat de wens van het donorkind leidend is wat betreft het contact. ‘Wij zoeken dus geen contact als een nakomeling duidelijk aangeeft daaraan geen behoefte te hebben. Niet dat we kil en achteloos tegenover die nakomelingen staan, integendeel. Maar we dringen ons nooit op.’ 

 

Dominee en zaaddonor – op het eerste gezicht lijkt een verrassende combinatie, maar voor Aten is het niet bijzonder. ‘Ik ben pas op latere leeftijd predikant geworden. Daarvoor heb ik lang in het ziekenhuis gewerkt als radiotherapeutisch laborant, op een oncologische afdeling. In die periode zag ik een oproep van Vaders voor vaders; een wervingscampagne voor zaaddonoren, van het Diaconessenhuis in Voorburg. Ik dacht: mooi, zo kan ik mensen helpen die zelf ongewild kinderloos zijn. Ik was alleenstaand in die tijd, maar ik zag wel het verdriet bij vrienden die geen kinderen konden krijgen. Dus ik redeneerde: als ik iets heb wat een ander kan gebruiken om te genezen van dat verdriet, dan is dit toch goed om te doen? Ik vergeleek het met Martinus van Tours, die zijn mantel doormidden sneed omdat hij een kleumende bedelaar zag.’

 

Er moet hem nog iets van het hart: ‘Waar ik veel moeite mee heb, meer dan toen ik nog donor was, is die geheimhouding: veel ouders hebben hun kind nooit verteld dat de biologische vader een donor is. Ik wil die ouders op het hart drukken: doe het alsjeblieft alsnog! Beter laat dan nooit. Je kind kan het beter van jouzelf horen dan via een dna-test, of een dronken tante die uit de school klapt. Wees niet bang dat je je kind daardoor kwijtraakt. Jij blijft de vader of moeder doordat jij je kind hebt opgevoed. Die donor heeft alleen in het begin zijn bijdrage geleverd. En ja, hij heeft natuurlijk erfelijke eigenschappen meegegeven, die misschien weleens frictie hebben opgeleverd tijdens de opvoeding. Maar het kind is en blijft van jou en zal altijd loyaal aan jou blijven, ook als hij of zij die donor leert kennen. Je verliest echt niemand, er komt hooguit iemand bij. En geloof me, de meeste donoren zijn gewoon fatsoenlijke, aardige mannen.’

Vorige week nog had Michiel Aten een gesprek met mensen van Fiom die dit bevestigden, voegt hij eraan toe. ‘Ook zij zeiden: “Het gros van de ontmoetingen die hier plaatsvinden, verloopt heel leuk. En de meeste donoren staan positief tegenover een kennismaking met hun nakomelingen.” Dus ik hoop dat er na het lezen van dit artikel in elk geval één ouder is die denkt: ik ga het mijn kinderen toch vertellen. Of, als het een donornakomeling is: ik ga toch maar op zoek naar die donor. Want misschien is het best een aardige man.’

 

 

Een reactie van een vader van een donorkind hierop:

 

“Zelf ben ik de vader van 2 dochters (tweeling) die door KID zijn verwekt, omdat ikzelf niet vruchtbaar bleek. Heb daar zelf geen probleem mee, maar op uitdrukkelijk advies van de arts hebben we het aanvankelijk nooit aan iemand verteld, maar na 27 jaar, nu 12 jaar geleden, vonden we dat we het toch moesten vertellen, mede ook omdat bij mij een ernstige erfelijke aandoening werd geconstateerd.

Gelukkig werd het direct goed opgevat door onze dochters en is er daardoor feitelijk niets veranderd in onze relatie.

Ook vonden we toen de tijd gekomen om het aan de familie te vertellen en werd dat ook goed opgevat, behoudens 1 stel, dat vond dat we dat nooit hadden mogen doen vanuit religieus oogpunt, een duidelijk argument hebben we nooit gehoord. Verder dan een “Je hebt nergens recht op” is het niet gekomen. Sindsdien is de relatie verstoord en is dit een onderwerp geworden wat wordt gemeden en onbespreekbaar is, wat ons erg frustreert en verdrietig maakt. “