Leeftijdsgrenzen donorkind:

I – We kunnen ons voorstellen dat de leeftijd van 16 jaar voor donorkinderen die recht hebben op informatie over (en eventueel kennismaken met) hun zaaddonor wordt losgelaten. Voor donorkinderen kan dit van grote waarde zijn. We hebben hier zeker begrip voor.

II – De impact van wetswijziging zullen voor donoren echter groot zijn. Het betekent namelijk dat gezinnen met jonge kinderen hun donor al kunnen ontmoeten. De donor krijgt dus veel eerder dan tot dusver te maken met (1) heel jonge kinderen en (2) de ouders van deze donorkinderen. De donor moet hiermee om (kunnen en leren) gaan; de nieuwe situatie is in onze ogen geheel anders dan de huidige situatie waarbij donoren (jong) volwassenen ontmoeten die al relatief onafhankelijk van hun ouders zijn. Verdere verkenning van de effecten van deze grote wijzigingen (op donoren, gezinnen, kinderen) is noodzakelijk.

III – Er moet (veel) meer voorlichting komen aan donoren over de leeftijdswijziging. Het gaat immers om een geheel andere rol voor de donor dan tot nu toe het geval is. Een rol met meer betrokkenheid kan overigens ook een kans bieden om het aanbod van mannen aan klinieken te vergroten. De huidige C-donoren (een bekende man uit de omgeving van families/moeders) stemmen meestal in met meer betrokkenheid en wellicht zijn er door deze wetswijziging meer mannen geïnteresseerd in het donorschap via klinieken.

IV – Donoren moeten zorgvuldig en laagdrempelig counselling ontvangen bij deze nieuwe rol. Contact met jonge biologische kinderen (gezinnen/ouders) gaat veel verder dan de eerste kennismaking na hun 16e

Gezinnen kunnen zich in labiele situaties bevinden of juist belanden als de donor betrokken raakt. Counseling en intervisie is nu na de eerste kennismaking grotendeels afwezig. Betere begeleiding is voor ons een hard punt.

V – Het aantal van maximaal 12 moeders per donor vinden we te hoog. In ogenschouw genomen dat een donor theoretisch gezien met circa 25 kinderen in nog jonge leeftijd te maken kan krijgen.

Donoren moeten in onze ogen sowieso actief de keuze voorgelegd krijgen om het aantal gezinnen waarvoor zij zaad donoren omlaag te brengen. Naar eigen vrije keuze dan wel een wettelijk vastgelegd maximum.

VI – Overgangsrecht: met bestaande (B-)donoren, die al doneren voor de wetswijziging) moet worden overlegd over de vraag of en hoe zij willen meewerken aan de leeftijdsverlaging in hun situatie/bij hun donorkinderen. 

Buitenlandse Donoren:

Het blijkt dat nu bij meer dan de helft van de Nederlandse KID kinderen gebruik wordt gemaakt van Deense donoren. (Volgens de Volkskrant ¾ in 2024)

Priamos vindt dit een zorgelijke ontwikkeling.

Volgens de huidige richtlijnen mag een spermadonor in Nederland worden ingezet voor maximaal 12 gezinnen.

Er is echter geen maximum per donor wat betreft de inzet in het buitenland.

Het lijkt er niet op dat wet- of regelgeving dit op korte termijn zal gaan beperken. 

Wij begrijpen heel goed dat het inzetten van een Deense donor voordelen heeft t.o.v. een Nederlandse donor:

  • Een Nederlandse donor kost meer
  • Voor Nederlandse donor is er een lange wachtlijst, vaak jarenlang
  • Bij inzet van een Nederlandse donor kiest de kliniek een donor. Bij inzet van de buitenlandse donor heeft de moeder in spé meer te kiezen.

Ze kan in een vroeger stadium meer vertellen aan haar kind.

Maar wij zien ook grote nadelen aan inzet van een buitenlandse donor

  • Het aantal te verwachten nakomelingen is vaak heel hoog. Halfbroers en -zussen kunnen over de hele wereld wonen en het totale aantal kan tot over de honderd worden. Wij weten van de nakomelingen afkomstig van Bijdorp en andere klinieken dat grote aantallen als onoverzichtelijk, overweldigend en als risicovol worden ervaren.
  • De (vaak gebruikte) Deense donor spreekt geen Nederlands, hoe kan een donorkind in de toekomst met de donorvader communiceren? Door eerst Deens te leren?
  • Zijn Deense donoren goed op de hoogte van het grote aantal donorkinderen dat mogelijk contact met hen wil?

De huidige voordelen bij het gebruik van buitenlands, veelal Deens sperma wegen op den duur niet op tegen de toekomstige nadelen.

Priamos verwacht dat een deel van de Nederlandse kinderen in de toekomst niet blij zal zijn met de keuze die huidige wensouders nu maken op grond van voor de hand liggende argumenten. Kortere wachttijd, minder kosten en een mooi profiel kunnen nu heel leuk lijken. Maar in de toekomst is de kans groot dat het donorkind onderdeel blijkt van een zeer grote groep halfbroers en -zussen. En een normaal contact met de donor zeer moeizaam zal verlopen.

De huidige Nederlandse klinieken werken in meerderheid met buitenlandse donoren, hebben blijkbaar moeite om Nederlandse spermadonoren te werven.

Slechts drie klinieken werken met alleen Nederlandse donoren: Amsterdam UMC, Fertliteitskliniek Voorburg en Rijnstate Arnhem.

Priamos is van mening dat de andere centra in Nederland beter hun best moeten doen om nieuwe spermadonoren te werven.

Wij zien zelden tot nooit reclame of oproepen van de klinieken om donor te worden. In het verleden waren die er wel (“Vaders voor Vaders”, bijv.)

Onze ervaring (en die van bijv. FIOM) is dat het merendeel van de contacten tussen de Nederlandse donor en de donorkinderen heel goed gaat.

Een ontmoeting met een genetische nakomeling is vaak een verrijking.

De meeste spermadonoren hebben nooit betreurd dat ze gedoneerd hebben, zij zijn er nog steeds heel content mee.

Anoniem -> Bekend

Wij van Priamos vinden dat donoren die ooit hun sperma gedoneerd hebben, zich open moeten stellen voor contact met hun nakomelingen.

We hebben daar de volgende redenen voor:

  • De donor is ook maar een mens. Het donorkind weet dat en wil die graag eens ontmoeten. Om te zien wat er voor iemand aan het begin van haar/zijn leven stond.
  • Een donorkind die weet dat zij / hij verwekt is via KID, heeft allerlei vragen: waar liggen mijn wortels, waarom heb ik deze kleur ogen of waarom ben ik anders dan mijn ouders, zijn er erfelijke eigenschappen waar ik rekening mee moet houden, zijn er halfbroers/halfzussen? Ook is de motivatie van de donor een vraag die bij veel donorkinderen leeft.
  • Het geven van bloed bij de bloedbank is wat anders dan het geven van sperma, je hebt meegewerkt aan nieuw leven. Een nieuwe mens heeft haar/zijn DNA van jou gekregen en mag daarover vragen stellen.
  • Een donor die ooit als B-donor heeft gedoneerd, heeft eigenlijk een afspraak met een toekomstige nakomeling gemaakt om open te staan voor contact. Je hebt ooit beloofd om een nakomeling te gaan ontmoeten. Alleen hele goede redenen om dat nu niet meer te willen zijn een excuus om terug te komen op deze belofte.
  • Donorkinderen zijn niet of zeer zelden uit op geld of zo. Daar kunnen ze ook geen enkele aanspraak op maken.
  • De overgrote meerderheid van de donorkinderen is juist heel terughoudend, willen zich niet opdringen. Zij hebben een eigen familie waarbinnen ze thuis zijn en zitten niet te wachten op nog een extra netwerk.
  • Het erkennen van een donorkind (zoals Lex dit beschrijft op onze website) is een zeldzame uitzondering. De meeste donoren en donorkinderen hebben daar geen enkele behoefte aan. Veel donorkinderen hebben al een vader bij wie ze opgroeiden.