Donoren waren vroeger het missende zaadje wat eigenlijk alleen maar nodig was om samen met de eicel van de moeder een kindje te maken. In het begin van de donorconceptie waren die missende zaadjes helemaal niet zo belangrijk, behalve voor het biologische deel, en men ging ervan uit dat de biologische moeder, samen met de sociale vader, voor 100% de opvoeding, vorming en het familiegeluk konden invullen. Dat maakt het misschien ook wat begrijpelijker (maar niet goed te praten) waarom dokters vroeger hun eigen zaad ingezet hebben bij gebrek aan beter.
Vaak werd er op aangedrongen om het hele conceptieverhaal maar geheim te houden, dat was ook fijner voor de vader die zich waarschijnlijk niet zo prettig voelde bij noodzaak van een andere man om zijn vrouw zwanger te maken.
Met vooral ook door de opkomst van lesbische stellen en alleenstaande moeders met kinderwens was dat natuurlijk steeds moeilijker uit te voeren. Na de eerste biologie les op school over een eicel en een zaadcel gaat een kind natuurlijk ook vragen stellen als hij twee moeder heeft of niet van een vader weet. Anno 2025 zijn DNA testen heel gewoon geworden en mensen komen er soms ook ‘per ongeluk’ achter dat ze andere biologische ouders hebben dan ze verwachtten.
Wij van Priamos vinden het één van onze morele verplichtingen om vindbaar te zijn voor deze ontstane kinderen, het is vaak een heel menselijke verbinding die het mogelijk maakt om vragen te beantwoorden over biologische en genetische achtergronden, vragen te beantwoorden over hobby’s, passies, eigenschappen en andere onverklaarbare voorkeuren. De meesten van ons hebben hele waardevolle ontmoetingen gehad met hun donorkinderen en vaak ook de familie van deze donorkinderen.
Een andere morele verplichting die wij voelen is het aantal nakomelingen per donor. Uit de uitwisseling met donorkinderen komt naar voren dat het onderhouden van ‘halfjes contacten’ erg op prijs gesteld wordt, maar niet makkelijker wordt als je een WhatsApp groep – of Signal – moet onderhouden met 100 mensen en een evenementencentrum met catering-opties voor een jaarlijkse ontmoeting. En dan hebben we het nog niet eens over het ‘zandbaksyndroom’ waar halfbroertjes en -zusjes met elkaar in de klas zitten door uitwassen zoals Jonathan met over 500 kinderen. Er zijn door de misstanden bij spermabanken ook veel situaties ontstaan waarbij donoren veel vaker ingezet zijn dan vooraf afgesproken. Dit is de schuld van de spermabank, en niet van de donor. Natuurlijk zijn er ook donoren die niet van ophouden weten, maar dat is een ander verhaal.
Waar wil ik heen? Wat nu steeds meer naar voren komt, is het perspectief van donoren die graag zelf contact willen met hun eigen ‘biologische’ nageslacht. Nieuwsgierig wat er van hun goede gaven terecht gekomen is. Op dit moment wordt het steeds bespreekbaarder dat donoren vindbaar moeten zijn voor hun biologische kinderen, maar mag andersom ook? Hebben donoren daar recht op? Misschien met andere regels dan met kinderen die hun biologische vader zoeken. Is de tijd inmiddels rijp om dit dilemma ter discussie te stellen?
Ik vind de vragen terecht.
In dit verband trof mij de tem ‘ouderverstoting’, die ik tegenkwam in episode 107 van podcast ‘De kwak kwaakt’.