Vanaf 2004 is het niet meer toegestaan om anoniem te doneren. Althans niet via een officiële KID kliniek. Kinderen die vanaf die tijd zijn verwekt zullen dan in beginsel op de hoogte zijn van hun biologisch afkomst. Dat was althans de bedoeling van de wetgeving.

Volwassen donorkinderen zullen in de regel te maken hebben met onbekende donoren die voor 2004 al dan niet anoniem hebben gedoneerd. Het advies aan deze anonieme donoren is: maak je bekend!
Donorkinderen zijn veelal intensief op zoek naar die onbekende man die tenslotte de helft van henzelf vertegenwoordigt. Eén van mijn donorkinderen formuleerde het eens zo: “Het begint met een heel klein zaadje, maar inmiddels is het wel de helft van mij”. Vanuit die gedachte is het zeker legitiem dat een donorkind wil weten wie die donor was.

Inmiddels is de eerder genoemde DNA-analysetechniek zodanig ontwikkeld dat een genetische verwantschap kan worden vastgesteld. Veel van de donorkinderen hebben hun DNA reeds ter analyse bij de verschillende laboratoria aangeboden. Soms worden matches gevonden, maar vaak ook niet. Donoren hebben zich namelijk niet allemaal bekend gemaakt. Ook hier de oproep om dat wel te doen. Er wordt mogelijk leed mee gelenigd en wie “A” zegt moet ook “B” zeggen, dat was in ieder geval mijn gevoel toen ik vele jaren geleden vernam dat donorkinderen wel degelijk hun donor wilden kennen.

Kennismaking donor en donorkinderen:

In Nederland kennen we Fiom, het expertisecentrum op o.a. het gebied van verwantschapsvragen. Zij bemiddelen op bijzonder professionele wijze bij het kennismaken van donorkinderen en hun donor, c.q. biologische vader. DNA analyse vormt de basis. Daarbij moeten donor en donorkind uiteraard beiden via Fiom worden geanalyseerd.

Zodra er sprake is van een “match”, wordt het kennismakingsproces opgepakt. Daarbij worden beiden tevoren apart ontvangen en door een consulent voorbereid op de kennismaking en uiteindelijk ook bij de eerste ontmoeting begeleid.
Het is een buitengewoon plezierige manier om dit psychisch indringend proces mee te maken, kan ik u uit ervaring verzekeren. Niet alleen voor de donorkinderen maar de eerste keer ook zeker voor de donor. Voor de kinderen is het altijd de eerste keer dat zij een ontmoeting hebben maar voor de donor kan het meermaals gebeuren. Maar ingrijpend blijft het elke keer weer!

Heel anders gaat het bij een “match” via een internationale DNA-databank. Hierbij worden donorkind en donor plompverloren met de match geconfronteerd en eventuele halfbroers en zussen eveneens. Het is zaak om dat proces goed te sturen. Daar ben ik door ervaring en vooral door overleg met mijn donorkinderen wel achter gekomen. Het devies is dat je het vooral niet overhaast moet doen. Laat alles even betijen en laat het vooral aan het nieuwe donorkind over om actie te ondernemen.
Het betrekken van eventuele andere donorkinderen, de zogenoemde “halfjes”, bij dit proces werkt drempelverlagend voor het nieuwe donorkind. Het blijft voor alle betrokkenen indringend.

En verder:

Tja voor de donor speelt natuurlijk ook zijn achtergrond, zijn partner, zijn echtelijke kinderen en ongetwijfeld nog veel meer een grote rol. Dat zal per situatie sterk verschillen. Maar ik zou er toch wel bij de collegadonoren op willen aandringen om toch vooral aan het belang van de donorkinderen te denken. Zij hebben niet om deze manier van conceptie gevraagd maar zijn er wel het resultaat van. Daar dragen alle bij de conceptie betrokkenen verantwoording voor; donor, wensouders maar ook de clinici. Neem die verantwoording vooral serieus en meld je bij Fiom en/of een internationale DNA databank als ftDNA of Myheritage.

Inmiddels zijn er zo veel donorkinderen waarvan het DNA is geanalyseerd dat je wel gevonden kunt worden als donor. En zijn er geen matches, dan heb je in ieder geval je plicht als donor gedaan!